Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Admiraliteitseilanden

betekenis & definitie

Admiraliteitseilanden - Eilandengroep in den Bismarckarchipel, N.O. van Nieuw-Guinea, tusschen 2° en 3° Z.B. en 146° en 148° O.L. in den Grooten Oceaan; samen 2600 K.M.2 groot, waarvan 1900 worden ingenomen door het hoofdeiland Moanus of Taui; belangrijke schildpad- en tripangvisscherij. De groep is 4 Juli 1616 door Lemaire en Schouten ontdekt en in 1767 door Carteret benoemd naar de Britsche admiraliteit. Het hoofdeiland bestaat uit een 900 M. hoog plateau, omgeven door kustvlakten en het is grootendeels met dicht bosch begroeid. De eil. worden bewoond door eene bevolking, in hoofdzaak van Melanesisch type, die groote overeenkomst met de bewoners van Nieuw-Guinea vertoont, doch waarin Micronesische en Polynesische invloeden merkbaar zijn.

Die bevolking is verdeeld in drie groote stammen, de Moanos, de Matankor en de Oesiai, de eerste bewonen het strand in paalwoningen, de laatste het hooge binnenland in op den grond geplaatste woningen; de Matankor vormen een schakel tusschen deze beide. Totemisme beheerscht het geestelijke leven; het karakter der bevolking wordt aangeduid als oorlogzuchtig, diefachtig en onbetrouwbaar. De aanraking met vreemdelingen gaf herhaaldelijk tot bloedige botsingen aanleiding. Vischvangst in van uitleggers voorziene groote vaartuigen vormt het hoofdbestaansmiddel der kustbevolking. Groote kunstvaardigheid wordt ten toon gespreid in de vervaardiging van werpsperen met punten van obsidiaan (vulkanisch glas), groote houten schalen voor kokosolie met kunstig snijwerk en sierlijke dansschorten van schelpplaatjes en vruchtenpitten. Van de taal der Moanos is eene grammatica vervaardigd. Litteratuur: R. Parkinson, Dreissig Jahre in der Südsee. Stuttgart. 1907.

< >