Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aconitum

betekenis & definitie

Aconitum - plantengeslacht der Ranunculaceeën, waarvan een 60-tal soorten op het N. halfrond voorkomen. De planten zijn kenbaar aan de eigenaardige bloemen, waarvan de kelk door de kleur den indruk maakt van bloemkroon te zijn. Van de 6 kelkbladeren is er één zeer groot en kapvormig, waarom de soorten van dit geslacht ook wel Monnikskap heeten. De bloembladeren, twee in getal, zijn onder dien kap verborgen.

Ze bestaan uit een langen steel, aan welks einde een klein honingbakje zit. Bekende soorten zijn Napellus (de meest gekweekte soort, de gewone Monnikskap, waarvan de knolvormige wortels zeer vergiftig zijn. Ze zijn in de apotheek bekend als Tubera aconiti en bevatten o.a. het alkaloïde Aconitine. Deze knollen komen ook van de verwante soorten A. variegatum en A. Stoerckianum. Het in Europa gebruikte handelsprodukt wordt vooral in de Jura en de Alpen van wilde planten verzameld.

In Indië en Japan gebruikt men de knollen van met A. Napellus naverwante soorten. A. Lycoctonum, de gele Monnikskap, komt in de Alpen voor en is eveneens vergiftig. Vele Aconitum-soorten komen als overblijvende planten in onze siertuinen voor, ofschoon tegen het aanplanten eenige bedenking bestaat, wegens hunne vergiftige eigenschappen. Verschillende soorten bloeien van Juli tot October met licht- of donkerblauwe en witte bloemen: A. variegatum, A. Lycoctonum, A. Napellus, e.a.

< >