Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Achterhand

betekenis & definitie

Achterhand - (Lat. carpus), in de ontleedk. het verbindingsgedeelte van den onderarm en de hand; het bevat zeven beentjes, achterhandbeentjes, zie HAND. — Ook het achterste gedeelte van het paard. Daartoe behooren: kruis, heupen, staart, aars, dam, kling (bij de merrie), billen en achterbeenen. — Bij kaartspelen de stelling van dengene, die met het spelen of met het maken van het spel ’t laatst aan de beurt komt; ook de kaarten, welke de speler, die aan de a. zit, in handen heeft; of de speler zelf, die aan de a. zit.

< >