Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Achter-lndië

betekenis & definitie

Achter-lndië - schiereiland in het Z.O. van Azië tusschen de Golf v. Bengalen en de Z.-Chineesche Zee. De kustvorm is zeer geleed, o.a. door het ver zuidwaarts uitstekende schiereiland Malakka en de inspringende baaien, zooals de Golf v. Bengalen, G. v. Martaban, G. v. Siam en G. v. Tonkin. L a n d s c h a p s v o r m e n. Het bergsysteem staat in verband met dat van Centraal-Azië: het hoogland van Tibet en den Kwenloen. Van daaruit gaat een bundel van bergketens dicht opeengedrongen zuidoostwaarts, tot ze, vóór ze het Achter-Indische schiereiland bereiken, waaiervormig uiteengaan, en zoo steeds grooter ruimte maken voor breede rivierdalen en alluviale vlakten, die hun voortzetting vinden in de bovengenoemde baaien.

Door de waaiervormige uitbreiding is de richting der bergruggen en rivierdalen in ’t W.: Z.W., in ’t midden: N.-Z. en in ’t O.: Z.O. De langste en belangrijkste van deze bergketens is de bergrug tusschen Saloeën en Mekong, die zich zuidwaarts voortzet door Malakka. Het oude gesteente op Banka en Billiton, tot zelfs op de Karimon Djawa eilanden, doet deze eilanden kennen als de, boven het zee vlak uitstekende, voortzetting van het Achter-Indische gebergte. Deze hoofdketen is in ’t N., in de Sjanstaten ± 3000 M. hoog, wordt zuidwaarts lager: de pas der 3 Pagoden tusschen Moelmein en Bangkok is slechts 220 M. en de landengte van Kra in Malakka slechts 76 M. hoog; echter bereikt de Goenoeng Tahang in Malakka weer 2400 M. Economisch belangrijk is dit ketengebergte in Malakka door den tinrijkdom, evenals op Bangka en Billiton. In het N. breidt het gebergte zich, als een kalkplateau, westwaarts uit tot over de Saloeën, die er, als een echte bergrivier, in een tot bij de monding nauw en diep ingesneden dal, doorstroomt. Dan volgt westwaarts de breede dalvlakte van de Irawadi. Deze vlakte was eens (in ’t tertiaire tijdperk), tot Bhamo toe. een inham der zee; Mandalay ligt slechts 70M. hoog. De Irawadi is een echte laaglandrivier; ze is tot Bhamo, d.i. over een lengte van 1600 K.M. bevaarbaar, en vormt een uitgestrekte delta (39.000 K.M.2 groot). Ten W. wordt deze vlakte begrensd door het Patkoigebergte, dat in ’t Z. Arakanketen heet.

Het is in ’t N. ook ± 3000 M. hoog, en vindt ten Z. van Kaap Negrais een voortzetting in de vulkanische eilanden der Andamanen en Nikobaren, die zoo een overgang vormen tot de bergen van Sumatra. In de vlakte van de Beneden-Brahmapoetra aan de Westzijde van het Patkoigebergte hebben we het gebied van Voor-Indië bereikt. Ten O. van den hoofdketen breidt zich de vlakte van de Menam uit, ook een vroegere zeegolf; nu een lage, bij hoog water voor een groot deel overstroomde, zeer vruchtbare vlakte. Het oud (palaeozoïsche) kalkplateau van Laos en Khmer in ’t N. en het massief van Kambodsja in ’t Z. scheiden het Menamgebied van het dal van de Mekong. Het plateau is gemiddeld 200 M. hoog, door den kalkbodem onvruchtbaar en kaal. De Mekong, die evenals de Saloeën in Tibet ontspringt, volgt na eenige kronkelingen in ’t N. de richting der Cordillera’s van Annam, die haar gebied aan de O.zijde begrenzen. Tot bij Sambor, waar zij bevaarbaar wordt, vormt zij watervallen en stroomversnellingen (b.v. bij Kong); zij vormt een geweldige delta (70.000 K.M.2).

Een naar ’t N.W. gaande delta-arm, de Tonlesap, vult in den regentijd het Meer Bienho, dat in den drogen tijd weer naar de rivier afstroomt. Zoo schommelt het wateroppervlak van dit meer tusschen 25.000 en 3000 K.M.2 De Cordillera’s van Annam bestaan uit oud gesteente en zijn, waar ze in Junan van de andere bergruggen scheiden, evenals deze ± 3000 M. hoog, zuidwaarts echter gemiddeld 600 a 700 M. Hun zuideinde dringt dicht langs de zeekust van Annam, die daar steil is. Ten O. van dezen bergrug volgt de baai en de laagvlakte van Tonkin, d.i. het gebied van de Songka, die, zoodra zijn verschillende bronrivieren zich in de vlakte vereenigd hebben, zijn 1500 K.M2. groote delta begint, — Het k li m a a t van A.-I. is tropisch, vochtig. Het schiereiland ligt in ’t gebied der moesons. De Z.W. moeson van den zomer brengt aan de W. helft meer neerslag, dan de N.O.-moeson van den winter aan de O. helft, daar de N.O.-moeson (of N.O. passaat), die van hoogere naar lagere breedten waait, een relatief droge wind is. De neerslagverdeeling is dus als volgt: zeer rijke neerslag in de W. helft, in den zomer (op vele plaatsen boven 5000 mM.); minder neerslag met maximum in den winter, in de O. helft (b.v. Haiphong in Tonkin 1620 mM.), Hué 2600 mM.); de minste neerslag in ’t midden, dat in de lij ligt, zoowel ten opzichte van de Z.W. als van de N.O.-moeson (Bangkok 1500 mM.). De temperatuursverschillen, ofschoon gering, zijn het grootst in de droogste deelen, dus in het midden en Oosten.

—P l a n t e n. In verband met denkrachtigen neerslag heeft alleen het W. tropische wouden. Op vele plaatsen overheerschen de boomen, die in ’t droge jaargetijde hun bladeren verliezen (o.a. „teak”). Langs de lage kusten groeien mangroven; in moerassige streken bamboe en pandanen. In ’t droge O. zijn groote Savannen en het kalkplateau van Khmer is zelfs woestijnachtig. Zie AZIË, PLANTENGROEI.

— D i e r e n. De fauna is rijk en vertoont overeenkomst zoowel met Voor-Indië als met den Archipel: talrijke reptilen, tijgers, olifanten, rhinocerossen, tapirs en mensch-apen (gibbons).

— B e v o l k i n g. Deze is zeer gemengd ten gevolge van de ligging tusschen Voor-Indië, Tibet en de eilanden van den Indischen Archipel. Men kan haar in de vier volgende hoofdrassen splitsen:

1) De met Chineezen verwante volken, waartoe de meeste Siameezen, Tongineezen en Annamieten behooren;
2) De Tibeto-Birmanen;
3) De met Malayo-Polynesiërs (Austronesiërs) verwante volken, zooals de Khasi en Naga en andere volken in het Noordwesten;
4) de Indo-Australiërs, waartoe de Annamietische bergvolken, die onder den naam Moi samengevat worden, de Mon-Khmer aan den Salwen en in Kambodja en het grootste gedeelte der oorspronkelijke stammen van het schiereiland Malakka behooren.

Tot nu toe is slechts weinig van de oude geschiedenis dezer volken bekend; alleen weet men, dat in het begin onzer jaartelling van Voor-Indië groote invloed uitging en dat in het begin der middeleeuwen onder dezen invloed plaatsen met hooge beschaving ontstonden, van wier pracht nu nog o.a. de ruinen van Aughov Waf en Nakhon Thom getuigenis afleggen. De beschavingsvormen wijzen vooral op invloed uit Voor-Indië: de Boeddhistische godsdienst en tempelbouw; echter vindt men in Tonkin en Annam kleeding en woningen geheel Chineesch, terwijl men in Siam en vooral in ’t Z. de Maleische paalwoningen aantreft. Zoo is dus ook de beschaving een gemengde. Meer eenheid is er in het bedrijf: overal overheerscht de rijstbouw (vooral in de deltagebieden). Verder verbouwt men thee in de Sjanstaten in ’t N. en in Annam; bataten, ananas, peper, indigo, kaneel, suikerriet en kokospalmen in het O. De buffel ploegt het veld, indische runderen en olifanten (vooral in Siam) zijn de lastdieren.

Het woud levert hakhout; de mijnbouw: zout, petroleum en zilver in Birma, goud, ijzer en zilver in Tonkin, tin in Malakka. De visscherij (vooral op het Bienho Meer), de kleine industrie (metaal-, hout-, lak-, papier-, en porceleinwaren), kleinhandel en kustvaart zijn meest in handen van Chineezen; de groothandel in die van Europeanen. Het aantal inwoners van A.-I. is ongeveer 41 millioen, de gemiddelde bevolkingsdichtheid 20 per K.M.2 Het O. is veel dichter bevolkt dan ’t W. (Tonkin 54 per K.M.2). De bergen zijn zeer dun bevolkt, de riviermondingsgebieden zeer dicht (50 a 100 per K.M.2).

— P o l i t i e k e i n d e e l i n g. Engelands oudste bezitting in A.-I. is van 1786: Poeloe Pinang. Het verkreeg in 1819 Singapore, in 1824 Malakka, in 1834 Arakan en Tenasserim, in 1852 Pegoe, van 1874—1909 de verdere bezittingen op Malakka, in 1886 Birma. De Franschen verkregen in 1787 Poeloe Condor, in 1862 Cochinchina, in 1863 Kambodsja, in 1883 Tonkin, in 1884 Annam, in 1893 het land ten O. van de Mekong, in 1904 en 1907 nog eenige grensgebieden van Siam. Het Fransche gebied heet samen: Fransch Indo-China. — Engelsch gebied 755.600 K.M.2, 12.000.000 inw., 16 inw. per K.M.2; Fransch gebied 803.000 K.M.2, 17.000 inw., 22 per K.M.2; Siam-gebied 600.000 K.M.2, 8.000.000 inw., 13 inw. per K.M.2 Zie verder bij de onderdeelen.

< >