Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Acclimatisatie

betekenis & definitie

Acclimatisatie - Het gewennen aan een ander klimaat dan dat van het geboorteland.

1) Van den mensch. Men dient te onderscheiden a. van het individu en a. van het ras. Het kan zijn, dat het individu in een ander klimaat kan blijven voortbestaan, doch dat het ras op den duur in het nieuwe klimaat uitsterft. Veel gegevens omtrent de mogelijkheid van acclimatisatie van menschenrassen bezit men nog niet. Bij a. van het individu ontstaan in het begin dikwijls stoornissen, die zich kunnen uiten in prikkelbaarheid, gebrek aan eetlust, verschijnselen van de zijde der spijsverteringsorganen, bloedarmoede enz. Algemeene regels zijn hiervoor niet te geven: hoe grooter het verschil in klimaat van het geboorteland en het nieuwe vaderland, des te ernstiger kunnen de stoornissen zijn.

In het algemeen wordt de klimaatverandering het best verdragen door juist volwassen mannen; kinderen doorstaan de klimaatveranderingen in den regel minder goed. Bij a. staat de immigrant niet alleen bloot aan de reacties van zijn lichaam tengevolge van het andere klimaat en de andere voeding, maar ook dikwijls aan talrijke infectieziekten, die in zijn vaderland niet inheemsch waren. Dikwijls zijn dergelijke infectieziekten voor den immigrant kwaadaardiger in hun verloop dan voor den inheemsche; ook vertoont hij gewoonlijk een grootere vatbaarheid voor deze ziekten. Bij klimaatverandering zal de immigrant goed doen zich aan te passen aan de levenswijze van de inheemsche bewoners: hij zal zijn kleeding dienen te veranderen, zijn voeding moeten wijzigen, zijn dagverdeeling met de gewoonten van zijn nieuw vaderland in overeenstemming behooren te brengen, Genotmiddelen in zijn vaderland in gebruik (alcohol!) kunnen onder de veranderde omstandigheden bijzonder schadelijk zijn. Voor Nederlanders is de kennis betreffende a. in de tropen van veel belang. Zie hierover TROPISCHE HYGIËNE.

2) Van huisdieren. Wanneer men huisdieren verplaatst van het eene klimaat naar het andere, hebben zij een tijd noodig om zich aan het nieuwe klimaat te gewennen. In den eersten tijd groeien zij slecht, zijn vatbaar voor ziekten en hebben minder weerstandsvermogen; vrouwelijke dieren geven minder melk. Na korteren of langeren tijd zijn zij gewend, al komen zij dikwijls in het andere klimaat niet geheel weer in hun ouden doen. Men ziet zelfs bij verplaatsing van runderen uit Friesland b.v. naar Noord-Holland of Utrecht meermalen, dat enkele weken of maanden noodig zijn voor de dieren weer goed willen tieren.

< >