Abdoel-Medjïd - sultan van Turkije (1839—61), geb. 23 April 1823; volgde in 1839 zijn vader Mahmoed II, op en zette diens binnenlandsche hervormingspolitiek voort. Op aanraden van Resjïd Pasja vaardigde hij 3 Nov. 1839 den beroemden hatt i-sjerif van Gülhane (d.i. het Rozenhuis, de kiosk van het serail, van waaruit het stuk afgekondigd werd) uit, waarin aan alle onderdanen gelijke bescherming door de wet toegezegd werd. Turkije onderwierp daarop de kwestie van Mohammed Ali aan de beslissing der Quadruple alliantie (Rusland, Engeland, Oostenrijk en Pruisen), die ten gunste van Turkije uitviel, zoodat M. A. zich met Egypte moest tevreden stellen en den Sultan als zijn heer erkennen.
Nog beter werd de toestand van Turkije ten gevolge van den Krim-oorlog, vooral toen de vroeger toegezegde hervormingen nogmaals bevestigd werden in den hatt-i homajoen van 18 Febr. 1856. Evenwel het land was daarvoor nog niet rijp en de Oud-Turksche (conservatieve) partij verzette zich tegen de uitvoering daar van; zelfs vonden te Djedda in 1858 en in den Libanon in 1860 christen-moorden plaats, die de tusschenkomst der Mogendheden ten gevolge hadden. Te midden van deze moeilijkheden stierf Abdoel-Medjïd (1861) en werd opgevolgd door Abdoel-Azïz.