Abbot (george) - Eng. theoloog, geb. te Guildford 19 Oct. 1562, overl. te Croydon 4 Aug. 1633; studeerde te Oxford, waar hij later hoogleeraar en Master of University College werd; hij werd in 1610 aartsbisschop van Canterbury. In dit ambt zocht hij de eenheid onder de Protestanten in zijn vaderland zooveel mogelijk te bevorderen en zoowel daar als op het vasteland de kracht van het Protestantisme te versterken. Hoewel het hem als staatsman aan een ruimen blik en nuchteren zin, en als theoloog aan wetenschappelijke diepte ontbrak, heeft hij toch veel goeds tot stand gebracht en veel kwaads weten tegen te houden. Zijne gematigde puriteinsche gevoelens brachten hem in oppositie tegen het absolutisme van William Laud, zoodat hij door de hoog-kerkelijke partij gehaat werd, zonder echter bij de strenge puriteinen volle sympathie te winnen.
Koning Jacobus I won over staatszaken dikwijls zijn oordeel in, maar Karel I liet hem 9 Oct. 1627 de verdere uitoefening van zijn ambt verbieden, hoewel eerst na zijn dood een nieuwe aartsbisschop benoemd werd. Verschillende stichtingen van liefdadigheid en wetenschap riep hij in het leven. In zijn geboortestad, waar hij een hospitaal stichtte, is een monument te zijner eere opgericht. Aan de herziening der Engelsche bijbelverklaring (1604) heeft hij een werkzaam aandeel gehad.