v./m. (-en), (orgelbouw) de m.n. in de 19e-eeuwse orgels aangebrachte kastvormige ruimte, waarin een aantal registers staat opgesteld.
(e) Door middel van jaloezieën kan de zwelkast worden geopend en gesloten, wat de toonsterkte en het klankkarakter beïnvloedt. De jaloezieën worden via een trede (zweitrede) in de speeltafel bediend. De zwelkast was vooral tijdens de romantiek in zwang.