(zoog, heeft gezogen),
1. door luchtverdunning verplaatsen van een massa of een bestanddeel eraan onttrekken: de pomp zuigt het water naar boven; door genoemde werking vastgehouden worden : dat papier zuigt er tegenaan; ook van vloeistofbewegingen: de stroom zuigt hier sterk;
2. de luchtverdunning teweegbrengen met de mond; (met de lippen) naar zich toe halen: iets naar binnen -; de spons zuigt het water op; (fig.) iets uit zijn duim —, verzinnen;
3. de moedermelk in zich opnemen;
4. lurken, zuigen op iets dat men in de mond heeft;
5. aanhoudend treiteren.