v. (-en), voorziening die beoogt zowel ongewenste warmte te weren als ongewenste luminanties in het zichtveld te voorkomen; ook een bouwkundige voorziening daartoe.
(e) Voor helderheidsen warmtewering kunnen dienen:
1. juiste oriëntering van vensters of gebouw;
2. bouwkundige middelen (b.v. luifels);
3. zonweringssystemen:
a. binnen de ramen (jaloezieën; gordijnen);
b. buiten de ramen (jaloezieën; markiezen en zonneschermen);
c. tussen dubbele beglazing (jaloezieën);
4. getinte beglazing: warmtewerend of -reflecterend.
Van 2. en 3. kan naar behoefte gebruik worden gemaakt, terwijl zonwerende beglazing ook werkzaam is op momenten waarop men het binnendringen van zonnestralen wel op prijs zou stellen. Maatstaf voor de via de ramen binnendringende hoeveelheid zonnestraling is de zontoetredingsfactor ω (ook wel aangeduid met: ZTA). Als globale gemiddelde waarden rekent men: geopend raam: ω = 1 (per definitie); onafgeschermd enkel glas: ω = 0,8; onafgeschermd dubbel glas: ω = 0,7; binnenzonwering: ω = 0,45; zonwerend glas: ω = 0,4—0,2; buitenzonwering: ω = 0,15. Van de zonwerende beglazing geven de reflecterende typen in de regel de laagste ω-waarden.