Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zonnewijzer

betekenis & definitie

m. (-s), tijdmeter, bestaande uit een stift of stang waarvan de schaduw valt op een bijbehorend vlak voorzien van schaalverdeling, de plaats van de schaduw geeft de tijd aan.

(e) De werking van een zonnewijzer berust op de verplaatsing van de schaduw van b.v. een stijl als gevolg van de draaiing van de zon. Met behulp van een schaalverdeling kan b.v. het uur afgelezen worden. De oudste vorm heeft een verticale stijl (➝ gnomon, STERRENKUNDE), bij de Egyptenaren deed een obelisk als zodanig dienst. De lange schaduwen bij zonsopgang en -ondergang vormden een bezwaar. Staat de stijl evenwijdig aan de aardas dan is de schaduwrichting niet afhankelijk van de zonshoogte. De schaduw kan geprojecteerd worden op een verticaal of horizontaal vlak, of op een vlak of ring evenwijdig aan het vlak door de evenaar. De vaste zonnewijzer is tot in onze tijd gehandhaafd, al dient hij nu meer als ornament.

De zakzonnewijzer heeft zich waarschijnlijk in de 15e eeuw ontwikkeld toen de kennis van breedtegraden en de daarmee samenhangende inclinatie verder werd ontwikkeld. Sommige zijn slechts voor één breedtegraad geschikt, maar er bestaan ook zakzonnewijzers die op dit punt instelbaar zijn en dus tijdens reizen kunnen worden gebruikt. Om ze in de vereiste juiste stand ten opzichte van het noorden in te stellen, zijn ze steeds van een kompas voorzien.

LITT. P. Terpstra, Zonnewijzers (1953); J.G. van Cittert-Eymers, Zonnewijzers aan en bij gebouwen in Nederland (1972).

< >