m. (-ken), zoet grondwaterlichaam tot in de diepe ondergrond van de duinen en eilanden, aan zijen onderkant ingesloten door brak water.
(e) Een zoetwaterzak wordt gevoed door infiltrerend regenwater, dat op het zwaardere zoute water in de diepe ondergrond blijft drijven. Onder de duinen stroomt het water via de zoetwaterzak zijdelings langzaam naar de zee en de polders. De laaggelegen polders van België en Nederland hebben nog zout of brak formatiewater in de ondergrond en/of zout of brak grondwater door zoute kwel vanuit zee. Een zoetwaterzak houdt zoute kwel voor een groot deel tegen. Voor de drinkwatervoorziening zijn waterwingebieden in de duinen aangelegd. Op verschillende plaatsen wordt meer water uit de zoetwaterzak onttrokken dan er door regen bijkomt. Omdat bij het verkleinen van de zoetwaterzak de zoute kwel in de polders toeneemt en de voorraad zoet water onder de duinen derhalve op peil gehouden moet worden, worden op enkele plaatsen de duinen met rivierwater (b.v. vanuit de Lek) geïnfiltreerd.