Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zoetwatermossel

betekenis & definitie

v./m. (-s), algemene naam voor zoet water bewonende tweekleppigen.

(e) In alle werelddelen hebben zich groepen tweekleppige weekdieren in het zoet water gevestigd. In West-Europa is de familie Unionidae de belangrijkste (ook elders sterk verspreid), waartoe soorten zoals de schildersen de zwanemossel behoren. Daarnaast komen nog talloze soorten kleine zoetwatermossels uit andere families voor (Sphaerium en Pisidium, de erwtenmosseltjes). De eieren van de Unionidae ontwikkelen zich in de kieuwen van de mossels, waarna de jonge larven (glochidiën) worden uitgestoten en enige weken half-parasitair aan de kieuwen of op de huid van vissen leven. De mossels voeden zich met plankton, dat door de kieuwen uit het water gezeefd wordt. Deze dieren zijn nogal gevoelig voor watervervuiling.

Talrijke populaties in Nederland en België zijn al teruggelopen of geheel verdwenen. Inheems zijn zes soorten: drie van het geslacht Unio (schildersmossel), twee van het geslacht Anodonta (zwanemossel) en één Pseudanodonta. Deze soorten komen voor in zwak stromend of stilstaand water. De zwanemossel (Anodonta cygnea) is de grootste (lengte tot 20 cm, breedte tot 12 cm, dikte 6 cm). Een niet-inheemse verwante zoetwatermossel is de →parelmossel.

< >