v., eigenschap van verschillende stoffen die, aan de lucht (of aan zuurstof) blootgesteld, ontbranden zonder daarvoor van buitenaf te worden verwarmd.
(e) Zelfontbranding ontstaat als bij de oxidatie van de stof door de lucht de ontwikkelde warmte groter is dan die, welke door geleiding en straling afvloeit. De temperatuur loopt dan steeds hoger op, tot de ontbrandingstemperatuur bereikt is. Zelfontbranding treedt dus zeer gemakkelijk op bij stoffen die reeds bij lage temperatuur sterk oxideren (b.v. fosfor). Bij andere stoffen (steenkool, hooi) is de mogelijkheid tot zelfontbranding pas aanwezig in grote massa’s, waarin de ontwikkelde warmte niet snel wordt afgevoerd (broei).