(zegende, heeft gezegend),
1. de zegen uitspreken over, zijn zegen geven aan;
2. als gewijd prijzen, loven: iemands aandenken — ;
3. zijn gunst of bescherming (als hogere macht) geven aan: God zegene u; met aardse goederen gezegend zijn, er ruim van voorzien zijn; met kinderen gezegend zijn, (veel) kinderen hebben; (zegsw.) je zal ermee gezegend zijn! het moet je maar treffen.