Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zegelrecht

betekenis & definitie

o., recht van zegel; belasting die door middel van zegels geheven wordt.

(e) In Nederland werd het zegelrecht geheven krachtens de Zegelwet van 22.3.1917, Stb. 244, nadien gewijzigd. Deze kende een zegelrecht naar de oppervlakte van het papier en een vast of evenredig zegelrecht. Tot de stukken die aan het formaatzegel onderworpen waren, behoorden in het algemeen stukken, opgemaakt tot bewijs van privaatrechtelijke overeenkomsten, handelingen, verbintenissen en verklaringen. Het meest bekende zegelrecht, het kwitantiezegel van 15 cent, werd op 1.1.1966 afgeschaft. Het zegelrecht is met ingang van 1.1.1972 afgeschaft en deels vervangen door de Wet op →belastingen van rechtsverkeer (1970).

In België is het zegelrecht een indirecte staatsbelasting op het gebruik van papier voor geschriften die ofwel bestemd zijn om als titel voor een rechtshandeling te dienen, ofwel in rechte worden voorgelegd, gehecht worden aan een authentieke akte of aangeboden worden ter registratie. Het wetboek der zegelrechten (25.6.1947) duidt beperkend de akten en geschriften aan die aan het zegelrecht onderworpen zijn. Het zegelrecht wordt op vijf verschillende manieren geheven:

1. door gebruik van gezegeld papier;
2. door zegeling door de belastingplichtige;
3. door buitengewone zegeling, d.w.z. door het afdrukken van een stempel door een ambtenaar van het bestuur; 4. door visa voor zegel;
5. door abonnement.

LITT. J.van den Poel, De geschiedenis van het Ned. fiscaal zegel (1951).

< >