v./m. (mv.),
1. Cheloniidae, een reptielenfamilie, behorend tot de orde schildpadden (e);
2. de →lederschildpad, enige soort uit de familie Dermochelyidae, nauw verwant aan 1.
(e) De zeeschildpadden zijn geheel aangepast aan het leven in zee. Alleen voor het leggen van eieren keren de wijfjes min of meer geregeld naar legstranden terug. Daar worden de ca. 100 eieren in het zand begraven en verder aan hun lot overgelaten. Na ca. 2 maanden komen de eieren uit, de jongen lopen langs de kortste weg naar zee. Zeeschildpadden bewonen alle (sub)tropische zeeën. De 6 soorten Cheloniidae hebben een vlak rugpantser bedekt met hoornschubben.
De bekendste soorten zijn de →soepschildpad (Chelonia mydas) en de karetschildpad (Eretmochelys imbricata), die het schildpad levert dat voor sieraden enz. gebruikt wordt. Soepschildpadden bereiken een schildlengte van 1,40 m; het schild van de karetschildpad wordt tot 90 cm lang. In het water bewegen zeeschildpadden zich voort door roeibewegingen te maken met de lange, afgeplatte peddelvormige voorpoten; de kleine achterpoten dienen voor koerswijziging. Zeeschildpadden spoelen een enkele keer op de Ned.-Belg. kust aan, maar meestal betreft het dan lederschildpadden.
Alle soorten worden sterk bedreigd door jacht, rapen van de eieren en vangst door garnalenvissers. Op verschillende plaatsen wordt geprobeerd de soepschildpad op commerciële schaal in gevangenschap te kweken.