Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zeefauna

betekenis & definitie

v./m., de dierenwereld die de zee bewoont.

(e) Systematisch onderzoek naar de fauna van de zee begon met de Engelse →Challenger-expeditie (1872—73). Tot de Tweede Wereldoorlog volgden nog vele expedities, waaronder de Ned. Siboga expeditie naar de Indonesische Archipel (1899—1900). In diezelfde periode werden marienbiologische stations opgericht, o.a. het Ned. Instituut voor Onderzoek der Zee dat nog steeds bestaat en op Texel gevestigd is. De zeefauna raakte redelijk goed geïnventariseerd en de nieuwe apparatuur van na de Tweede Wereldoorlog (duiken, onderwaterfotografie, duikboten voor wetenschappelijke doeleinden) bracht kennis over de levende dieren.

Toch is onderzoek naar de zeefauna nog lang niet voltooid, omdat het zo'n immense ruimte betreft waarvan het grootste gedeelte altijd donker is. Met een net of bodemhapper kan maar een klein monster genomen worden, goede bemonstering is tijdrovend en kostbaar. Met een duikbootje kan men slechts een klein stukje zien met een schijnwerper. De indeling van de zeefauna is grofweg: kustdieren (litoraal), bodemdieren (benthaal) en vrij zwemmende dieren (pelagiaal). De vrij zwemmende dieren hebben de grootste ruimte en worden weer onderverdeeld in plankton (dieren die met de waterbeweging worden meegevoerd) en nekton (dieren die krachtig genoeg kunnen zwemmen om tegen de stroom in te gaan).

De voedselbron voor het leven in zee is het plantaardige → plankton (fytoplankton), dat licht en voedingszouten kan benutten om organische stof te produceren. Zij zijn de eerste schakel in de voedselketen, de primaire producenten →levensgemeenschap). De volgende schakel (de secundaire producenten) is het dierlijke plankton (zoöplankton). De plantenetende (of herbivore) zoöplanktonten eten fytoplankton. Deze herbivoren worden zelf weer gegeten door de vleesetende (of carnivore) zoöplanktonten. Zoöplankton kan vrij klein zijn (b.v. foraminiferen van enkele mm), maar ook een grote kwal met een doorsnede van 2 m.

De derde schakel in de voedselketen, de tertiaire producenten, wordt gevormd door het nekton. Kleinere vissen eten het zoöplankton, grote vissen eten weer kleine vissen. Dode dieren zakken naar beneden en vallen langzaam uit elkaar; deze resten worden gegeten door suspensie-eters.

Fytoplankton kan alleen in de bovenste laag (fotische zone) van de zee leven, waar licht doordringt (het gele licht dringt, afhankelijk van de helderheid van het water, door tot ca. 200 m). Herbivore dieren moeten om te eten naar deze zone toe; zij leven dus in of net onder de fotische zone, of zij moeten als ze dieper leven dagelijks deze laag bezoeken (de dagelijkse verticale migratie). Ook de carnivore zoöplanktonten migreren dan weer achter de herbivoren aan. Carnivore dieren en suspensie-eters zijn niet gebonden aan de oppervlaktelaag; zij kunnen overal leven. In de diepzee kunnen geen planten, en dus ook geen plantenetende dieren leven. De meeste dieren leven dus in de meer oppervlakkige lagen (epipelagische zone) en vlak daaronder.

De zeebodem is zeer dun bevolkt met o.a. zeekomkommers, kreeftachtigen en slakken. De uitzondering hierop vormen de heetwaterbronnen bewoners op de bodem van de diepzee, ontdekt in de Galapogostrog, waar vulkanische activiteit er voor zorgt dat er stoffen in het water komen, waarvan bacteriën kunnen leven. Deze bacteriën worden op hun beurt gegeten door dieren, die dus hun energie niet van de zon krijgen, maar uit het binnenste der aarde. Zulke plaatsen zien er dan ook uit als oases in de zeebodem woestijn.

Het grootste aantal soorten zeedieren vindt men in de tropen, m.n. in de Indo-Maleisische Archipel; de poolgebieden herbergen weinig soorten, maar per soort wel veel individuen. De poolgebieden zijn zeer produktief (bevatten veel voedingszouten), maar dat alleen in de zomer, want als de temperatuur laag en er weinig licht is, kan er ook weinig groei plaatsvinden.

De mens profiteert van de produktie in zee door de visvangst. De walvisvangst is niet zo belangrijk meer, want het aantal walvissen is sterk teruggelopen. In Nederland doet het Rijks Instituut voor Visserij Onderzoek in IJmuiden wetenschappelijk onderzoek naar produktie in zee om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over groei en aantallen van commercieel belangrijke vissoorten. Een aantal landen (o.a. Duitsland en Japan) is begonnen met het rechtstreeks verwerken van grote aantallen planktondiertjes (→krill) tot voor consumptie geschikt eiwitrijk pasta. Mogelijk heeft deze wijze van vissen een verstoring van de voedselketen tot gevolg. Een andere bedreiging voor het leven in zee vormt de steeds toenemende vervuiling van de zee. →diepzeefauna, →mariene zoögeografie.

LITT. W.Thomson, The voyage of the Challenger (2 dln. 1877); A.Weber-van Bosse, Een jaar aan boord van Hr.Ms. Siboga (1904); J.J.Tesch, Het leven der zee (1920); J.C.CoIman, De zee en haar geheimen (1951).

< >