m. (-baarzen), (ook: evertsbaars, glasbaars, zeesnoek), samenvattende ben. voor een aantal baarsachtigen, m.n. Dicentrarchus labrax, een zilvergrijze roofvis met donkerder, groenige rug en witte buik, bezaaid met zwarte stippels; verder enige soorten uit de geslachten Epinephelus en Serranus.
(e) Dicentrarchus labrax komt voor langs rotskusten en in riviermonden van Midden-Noorwegen en Ijsland tot Marokko (niet zeldzaam langs de Ned.-Belg. kust), en rondom de Middellandse en Zwarte Zee. Hij wordt tot ca. 100 cm lang, en heeft twee gescheiden, even lange rugvinnen, de eerste met negen stekelstralen, de aarsvin met drie stekels.