m. (-s), roman die een beeld wil geven van de zeden en levensgewoonten van een bepaalde tijd.
(e) Naar gelang het milieu dat beschreven wordt, kan de zedenroman in verschillende subcategorieën worden onderverdeeld, b.v. in arbeidersromans, stadsromans, regionale romans. Het genre kwam in de eerste helft van de 17e eeuw op, als tegenhanger op het epische vlak van de zedenkomedie, en bereikte zijn hoogtepunt in de 19e eeuw. Het bekendste voorbeeld is de grote romancyclus van H.de Balzac: La comédiehumaine (1829—54). Ned. voorbeelden zijn: Sara Burgerhart (1782) van B.Wolff en A.Deken, Ferdinand Huyck (1840) van J.van Lennep, Eline Vere (1889) van L.Couperus en Het ivoren aapje (1909) van H.Teirlinck.