Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

Zagwijn

betekenis & definitie

Henri, Ned. componist, *17.7.1878 Nieuwer-Amstel, ✝23.10.1954 ’s-Gravenhage. Op muziekgebied was Zagwijn autodidact.

Sinds 1916 doceerde hij bij Toonkunst te Rotterdam. In 1918 stichtte hij met S. Dresden de Vereniging voor Moderne Muziek. Hij was medewerker van het Geïllustreerd Muzieklexicon (1932). Aanvankelijk waren zijn werken romantisch-impressionistisch; zijn latere werken waren modernistisch en hadden vaak ongebruikelijke bezettingen. Zagwijn was een aanhanger van de antroposofie, wat in sommige van zijn werken duidelijk naar voren komt, o.a. in de pianostukken Musik zur Eurhythmie (1926) en het koorwerk Vom Jahreslauf (1938; naar R.

Steiner). Composities: Der Zauberlehrling (1914), Auferstehung (1914), Weihe-Nacht (1918), strijkkwartet (1918), strijksextet (1932), kwintet voor fluit en strijkers (1937), Frühling (1941), harpconcert (1948), blaaskwintet (1948). Werken: De muziek in het licht der anthroposofie (1925), Debussy (1940).

< >