Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zaadrok

betekenis & definitie

m. (-ken), arillus, uitgroeiing van de navelstreng die een omhulsel om het rijpe zaad vormt, gewoonlijk vlezig of sappig en opvallend gekleurd, en die door dieren gegeten, een functie vervult bij de verspreiding van het zaad.

(e) Een (ware) zaadrok omsluit het zaad (b.v. bij de mangistan, Garcinia mangostana), doet zich als een aanhangsel voor, of bestaat uit haren. Een valse zaadrok (arillodium) lijkt op een ware zaadrok en heeft dezelfde functie (verspreiding van het zaad door dieren), maar ontwikkelt zich b.v. uit de rand van de micropyle. Een zeer kleine ware zaadrok heet navelpropje (strophiola), een zeer kleine valse zaadrok heet kiemwratje (caruncula); deze beide namen worden echter ook door elkaar gebruikt. Voorbeelden: Celastraceae, Marantaceae, Durio, Myristica, Nephelium, Taxus.

< >