William Butler, Iers Engelstalig dichter en dramaturg, *13.6.1865 Sandymount (Dublin), ♰8.1.1939 Cap-Martin (Zuid-Frankrijk). Als kind woonde Yeats in Londen of omgeving (1867—80), maar zijn vakanties bracht hij door in Sligo (WestIerland).
In 1880 vestigde het gezin Yeats zich in Howth bij Dublin. Mede onder invloed van zijn kunstzinnige vader had Yeats al vroeg belangstelling voor litteratuur (W.'Blake, D.G.Rossetti) en schilderkunst. In 1885 verschenen zijn eerste gedichten in The Dublin University Review, hoewel hij zelf de universiteit niet had bezocht, maar wel een kunstacademie. In die tijd werd zijn belangstelling voor magie en theosofie gewekt. In 1887 kwam Yeats in Londen in aanraking met het Iers nationalisme, waarvan John O’Leary en Maud Gonne vooraanstaande figuren waren. Vanaf 1889 vroeg Yeats herhaaldelijk Gonne ten huwelijk, maar zij weigerde steeds.
Zijn eerste poëziebundel The wanderings of Oisin and other poems verscheen in 1889. Yeats leerde W.Morris en A.Symons kennen, de laatste maakte hem attent op de nieuwe Franse symbolistische poëzie, o.m. van Verlaine en Mallarmé. Door zijn ontmoetingen met O.Wilde, lady Gregory en J.M.Synge, groeide Yeats’ belangstelling voor het Ierse toneel, wat tenslotte in 1904 leidde tot het oprichten van het Abbey Theatre in Dublin. Yeats streefde naar de schepping van een symbolistisch drama, waarin de nadruk meer lag op een dromerige sfeer dan op een realistische weergave. In zijn stuk Cathleen ni Houlihan (1902) met Gonne in de titelrol, is Cathleen een symbool voor Ierland. Yeats’ grootste kracht ligt echter niet in zijn toneelkunst, maar in zijn poëzie.
Hij noemde zichzelf de laatste romanticus. Zijn poëzie vóór 1914 wordt gekenmerkt door een dromerige sfeer, waarin hij zijn diep verlangen uitspreekt naar een romantische wereld die wordt opgeroepen door bestaande symbolen, zoals de roos, door mythologische symbolen, zoals Helena van Troje, of door een geheel eigen symbolenwereld. Uit het gedicht The Lake isle of Innisfree (1890) blijkt reeds een bijzondere evocatieve kracht. Na de bundel Responsibilities (1914) onderging zijn poëzie een belangrijke wijziging: ze werd nog sterker symbolistisch, soms met een satirische inslag; ze werd vooral minder dromerig en gedeeltelijk geïnspireerd door het spiritisme. In 1917 huwde Yeats de Engelse Georgie Hyde Lees. Uit hun gezamenlijke spiritistische experimenten ontstond in 1925 het prozawerk A vision (herz. dr. 1937), waarin men soms de sleutel vindt tot Yeats’ latere moeilijke gedichten.
Na zijn huwelijk woonde Yeats in Dublin en in Thoor Balleylee, een oude Normandische toren bij Coole in West-Ierland. Bij de oprichting van de Ierse Vrijstaat werd Yeats tot senator benoemd (1923—28) en in 1923 kreeg hij de Nobelprijs voor litteratuur. Tot de beroemdste gedichten van zijn latere lyriek rekent men: The second coming (1920), Sailing to Byzantium (1928) en Byzantium (1929). Werken: poëzie: Poems (1895), The wind among the reeds (1899), The green helmet (1910), The wild swans at Coole (1919), The tower (1928), The winding stair (1929), Collected poems (1933), New poems (1938), Last poems and plays (1940); toneel: The land of heart’s desire (1894), The shadowy waters (1900), The player queen (1912), The dreaming of the bones (1919), Calvary (1921), The cat and the moon (1924), The worlds upon the window pane (1934), A full moon in March (1935), The death of Cuchulain (1939); essays: The celtic twilight (1893), Reveries over childhood and youth (1915), Per amica silentia lunae (1918), The trembling of the veil (1922), Autobiographies (1926), The death of Synge (1928), Dramatis personae (1936). Uitgaven: Collected works in verse and prose (8 din. 1908); Letters of W.B. Yeats, door A.Wade (1954); The variorum edition of the poems, door P.Allt en R.K.Alspach (1957); The senate speeches, door D.R.Pearce (1961); The variorum edition of the plays, door R.K.Alspach (1966); Uncollected prose, door J.P.Frayne en C.Johnson (2 din. 1970—75); Letters to W.B.Yeats, door R.J.Finneran (2 din. 1977).LiTT. R.Ellmann, Yeats, the man and the masks (1961); A.N.Jeffares en K.G.W.Cross, In exited reverie (1965); R.Ellmann, Eminent domain (1967); K.G.W.Cross en R.T.Dunlop, A bibliography of Yeats criticism (1971); F.Tuchy, Yeats (1975); D.Lynch, The poetics of the self (1979).