Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wulp

betekenis & definitie

m. (-en), Numenius arquata, vogelsoort uit de familie snipachtigen.

Met zijn lengte van 53—58 cm is de wulp de grootste Europese strandloper, herkenbaar aan de zeer lange (vrouwtjes) tot lange (mannetjes) omlaag gebogen snavel en opvallende roep (een helder klinkend ‘koerlie’). Het verenkleed is grijsachtig of izabelkleurig met een sterke, donkere vlekking; de rug en stuit zijn wit. Broedt in Noorden Midden-Eurazië, van Ierland tot Mantsjoerije. In Nederland een vrij talrijke broedvogel van heide, duinen en moerassige terreinen; doortrekker in groot aantal van half februari tot eind mei en van begin juli tot in december. Wintergast in groot aantal, voornamelijk in het Deltaen Waddengebied. In België (vooral Antwerpse Kempen en de streek van de BenedenSchelde, verder in Limburg en West-Vlaanderen) een vrij schaarse tot schaarse broedvogel.

LITT. O.von Frisch, Der grosse Brachvogel (1964).

< >