(wrong, heeft gewrongen),
1. met een draaiende beweging samendrukken, persen, samenknijpen: door wringen en trekken wist hij een der tralies los te krijgen; de handen wasgoed wringen, het water eruit drukken; kaas wringen, de aanhangende wei uit de wrongel persen; (fig.) zich in allerlei bochten wringen, telkens iets anders verzinnen om zich uit verlegenheid te redden of aan iets te onttrekken; iemand iets uit de handen wringen, het hem ontrukken door het telkens heen en weer te draaien; zich los -; een staaf wringen, torderen;
2. knellen: die schoenen wringen; (spr.) ieder weet waar hem de schoen wringt (of knelt), waar het hapert of schort; (fig.) het wringt, er wringt iets, er bestaat wrijving, onenigheid.
