(wreef, heeft gewreven),
1. met meer of minder kracht iets over de oppervlakte van een voorwerp, of twee voorwerpen langs elkaar bewegen: met de hand langs iets wrijven; de schijven mogen niet langs elkaar wrijven, mogen bij het draaien elkaar niet aanraken; een tafel, meubelen wrijven, er een doek over bewegen om ze te boenen; zich de handen wrijven, ze met enige kracht over elkaar bewegen, b.v. om ze te warmen; zich in de handen als uiting van voldoening;
2. een stof op en ten dele in een voorwerp brengen: was in meubelen (zegsw.) iemand iets onder de neus wrijven, hem iets verkeerds of kwaads dat hij gedaan heeft als zodanig voorhouden, hem daarvoor een standje geven;
3. door wrijven fijnmaken: iets tot poeder, tot stof wrijven.