Belg. schilder en beeldhouwer, * 2.8.1882 Mechelen, ✝ 11.7.1916 Amsterdam. Wouters kwam op de academie te Brussel (1902), waar hij een leerling was van C.P. van der Stappen, in contact met een groep jonge kunstenaars, o.a.
E. Tijtgat. In datzelfde jaar ontmoette hij zijn vrouw Nel, die in praktisch al zijn werken figureert. In 1904 vestigde hij zich te Bosvoorde, waar vanaf 1907 het belangrijkste deel van zijn oeuvre ontstond. Tijdens een reis naar Parijs ontdekte Wouters de impressionisten en dank zij zijn vriend S. Levy de kunst van P.
Cézanne en de fauvisten, die een diepe indruk op hem maakte. Tijdens zijn internering in Nederland in 1915—16 manifesteerde zich een ongeneeslijke ziekte. Aanvankelijk schilderde Wouters half realistisch, half impressionistisch met donkere tonen, mede onder invloed van het vroege werk van J. Ensor. Nadien ging hij over tot een eigen vorm van fauvisme met werken, die gekarakteriseerd worden door een losse, kleurrijke en heldere schilderstijl, waarbij de kleurvlek, die het licht dient te vertolken, als autonome waarde optreedt. Ook in zijn door het impressionisme gemerkte beeldhouwwerken spelen de werking van licht en schaduw een overheersende rol. Litt. R. Avermaete, R. Wouters (1969).