Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Woude (johan van der)

betekenis & definitie

Ned. letterkundige, * 6.1.1906 Groningen, ✝ 7.2.1979 Velp. Van der Woude was aanvankelijk werkzaam in het bedrijfsleven.

Hij debuteerde in 1933 met de novelle Ondergang in De Vrije Bladen, waarvan hij van 1935—38 redacteur was. Als criticus was hij medewerker aan tal van periodieken. Hij was redacteur kunst en letteren van Vrij Nederland en redacteur van een kunstrubriek van de AVRO . Hij was voorts docent aan de toneelschool te Maastricht en aan de Jan van Eyck Academie aldaar. In opdracht van CRM schreef hij een aantal studies over toneel en litteratuur. Van der Woude publiceerde, o.m. onder de pseudoniemen Jan Kempe, Martijn Cort en J.C. Falke, romans over historische onderwerpen. Werken: romans en novellen: Straat Magellanes (1933), De faun (1934), Spel in Positano (1937), Coen, consequent koopman (1937), Blauwbaard en Octopus (1939), Portelet (1940), Reederij Waterman (1945), Marianne Biron (1951), Een groene lantaarn (1957), De erfdochter (1962), De dag van Constant (1964), Dit is de dag (1967), Artsen en misdadigers (1969), De stenen tafel (1974), De naamgeving (1978), Het boze oog (1979); studies: Arnhem, betwiste stad (1945), Eduard Verkade en het toneel (1962), Het mysterie van de Bröntes (1967), Maria Dermoût (1973).

< >