in hun eigen taal Oedmoert [Wotjakisch moert, mens], volksgroep in de autonome Oedmoertische SSR tussen de Kama, zijrivier van de Wolga, en haar bijrivier de Vjatka, ca. 600 000 leden. Tot de Wotjaken rekent men ook de Bessermenen, oorspronkelijk een Turks-Tataars volk, dat de taal van de Wotjaken aannam.
Bestaansmiddelen: akkerbouw, bijenteelt, jacht en visvangst. In de 13e eeuw kwamen de Wotjaken onder heerschappij van de Tataren. In de 16e—17e eeuw begon sedert hun onderwerping door de Russen het kersteningsproces en namen ze het Grieks-orthodoxe geloof aan, maar het geloof in natuurmachten bleef nog lang in sterke mate verbreid. Hun taal vormt met het Sirjeens de Permische tak van de Fins-Oegrische talen. De dialecten zijn te verdelen in noordelijke, zuidelijke en oostelijke groepen. Het noordelijke is de basis van de litteratuurtaal. Belangwekkend is de volksliederenschat.