v. (-en), (dierkunde) gebied dat door een dier of diersoort wordt bewoond.
De som van alle vindplaatsen van een diersoort wordt het verspreidingsgebied (of areaal) genoemd. Er zijn organismen die het hele jaar door in hetzelfde gebied blijven (b.v. standvogels), andere bewonen ’s winters een ander gebied dan ’s zomers (trek). Een territorium is een (vaak tijdelijk) door een koppel ingenomen gebied(je) dat tegen indringers verdedigd wordt. Wil men het woongebied in meer ecologische zin aanduiden, dus als milieutype, dan spreekt men van habitat (voor een bepaalde levensgemeenschap spreekt men van biotoop).