v. (-s), het geïnfecteerd raken of zijn van een wond met pathogene micro-organismen, meestal bacteriën.
Bij een wondinfectie groeien bacteriën ten koste van het voor de wondgenezing noodzakelijke granulatieweefsel. Vele stoffen (eiwitten, suikers) worden er aan onttrokken voor de groei van de bacteriën, en de afvalprodukten van de bacteriën zijn giftig voor de jonge cellen. Als reactie op de bacteriegroei komen witte bloedlichaampjes uit de haarvaten (diapedese) om te pogen de bacteriën te vernietigen en op te ruimen.
Open wonden krijgen een lelijke kleur (beslagen) en er wordt vloeibare afval (etter) gevormd. Pas wanneer de wond gereinigd is van alle dode stoffen en de bacteriegroei volledig tot stilstand is gebracht, kan zij genezen, maar er ontstaan lelijke littekens. Er zijn doorgaans weinig algemene verschijnselen. Bij gesloten wonden die geïnfecteerd raken, waarbij de gevormde giftige afvalstoffen niet naar buiten kunnen afvloeien, treden min of meer ernstige algemene verschijnselen op doordat die afvalstoffen in de bloedbaan terecht komen. Hierdoor worden een gevoel van ziek zijn, koorts en braken veroorzaakt. Een dergelijke wond moet zo snel mogelijk worden geopend en gedraineerd.