v. (-en), het genezingsproces van een wond.
Directe wondgenezing. Wanneer een wond snel na het ontstaan op de juiste wijze wordt behandeld (wondbehandeling), zal zij meestal snel genezen via een steriel ontstekingsproces, de wondreactie; dit proces wordt bevorderd door rust van het verwonde lichaamsdeel. De bloedvaten verwijden zich plaatselijk, waardoor vocht en cellen uittreden. Dood materiaal en bacteriën worden opgeruimd door witte bloedcellen (tenzij de wond te ernstig verontreinigd is). Intussen heeft de wond zich gevuld met een bloedstolsel. Hierin groeien vanuit de wondranden nieuwe bloedvaten en bindweefselcelIen; zij vormen het granulatieweefsel.
Hieroverheen sluit de wond zich verder door overgroeien van huid of slijmvlies. Als het oppervlak weer volledig door huid of slijmvlies is bedekt, heeft het granulatieweefsel zijn taak volbracht; de bloedvaten nemen in aantal af, het bindweefsel neemt toe en het geheel schrompelt. Na enige tijd blijft een witte, wat ingetrokken streep over: het litteken.
Vertraagde wondgenezing. Verschillende factoren kunnen het noodzakelijke ontstekingsproces verstoren. Als het bloedstolsel verloren is gegaan of wanneer bij een onbehandelde wond de gaping te groot is, kan spontane sluiting uitblijven. Ook bij een onjuist gehechte wond kan een holte blijven bestaan. De genezing wordt ook vertraagd door een slechte doorbloeding, een slechte algemene gezondheidstoestand, en door de aanwezigheid van veel vreemd materiaal of dood weefsel in de wond. De ernstigste vertraging treedt op bij wondinfectie.
In al deze gevallen is chirurgische behandeling nodig. Contractuur-en strictuurvorming. Wanneer een grote wond over een gewricht loopt, kan m.n. bij brandwonden een zodanige schrompeling van het litteken optreden dat een gedwongen stand van het gewricht ontstaat (contractuur). Bij verwonding van een hol orgaan, b.v. etsing van de slokdarm door loog, zal eveneens schrompeling van het litteken optreden, zodat een vernauwing (strictuur) ontstaat. litteken.