Oudgermaanse god, die bij de Westgermaanse stammen vereerd werd. De Romeinen stelden hem gelijk aan Mercurius.
Oorspronkelijk was Wodan een dodengeest. Hij werd beschouwd als aanvoerder van het anonieme dodenleger, dat bij nacht en ontij door de lucht trekt. Zijn voorname plaats onder de goden heeft hij aan zijn verband met de dood te danken, want in de dood waren de hoogste magische vermogens verborgen. Hij was echter ook de god van de Germaanse aristocratie, die zich naar Keltisch voorbeeld had gevormd. Hij is bekend als stamvader van de koningen der Goten (bij hen heet hij Gaut), Langobarden en Angelsaksen. Ook in Engeland is hij bij de Germaanse stammen vereerd.
Op het vasteland is zijn verering aangetoond bij Nederfranken, Saksen en Friezen, later ook bij Alamannen en Zwaben. Dit blijkt uit de benaming woensdag, verder uit plaatsnamen als Woensel, Wednesfield, Wodensberg. Verder uit een enkele runeninscriptie (de gesp van Nordendorf), uit toverspreuken (b.v. de Merseburger toverspreuk), uit doopformules en uit stambomen en stamsagen van de genoemde Germaanse volken en hun koningen. Over de aard van zijn verering weet men alleen, dat hem offers gebracht werden, gepaard met feestgelagen.