Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Willems, jan frans

betekenis & definitie

Vlaams letterkundige, *11.3.1793 Boechout (bij Antwerpen), ♰24.6.1846 Gent. Willems, autodidact, schreef gedichten en de toneelstukken De rijke Antwerpenaer (1814) en Quinten Matsys (1815).

Hij was werkzaam als hulparchivaris (1815) en ontvanger der registratie (1821) te Antwerpen. Hij wendde zich gaandeweg af van scheppend litterair werk, om zich volledig aan historische en letterkundige studie te wijden. In zijn gedicht Aen de Belgen-Aux Belges (1818) en in zijn Verhandeling over de Nederduytsche taelen letterkunde, opzigtelyk de Zuydelyke Provintiën der Nederlanden (2 dln. 1819—24) verdedigde hij het recht van de volkstaal. Na de omwenteling van 1830 werd hij naar Eeklo verbannen, maar in 1835 in ere hersteld en benoemd tot ontvanger der registratie te Gent, waar hij optrad als organisator en algemeen erkend leider van de Vlaamse Beweging. Vanaf 1837 tot zijn dood publiceerde hij het tijdschrift Belg. Museum. Uitgaven: Letterkundige nalatenschap, door P.van Duyse (1856); Brieven van J.F.Willems, door M.Rooses (1874); Brieven van, aan en over Willems, door A.Deprez (6 dln. 1965-68).

LITT. A.Deprez, J.F.Willems (1966).

< >