Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wijk bij duurstede

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Utrecht, 19,40 km2,8810 inw., 54,8 % r.k., 29,7 % n.h., 3,1 % geref., 1,1 % overige, 11,3 % g. kerkg.

Van de beroepsbevolking werkt 9 % in de landbouw (fruitteelt, akkerbouw, veeteelt), 39 % in de industrie (steenen betonfabricage), 52 % in de dienstensector (groentenen fruitveiling); 57 % werkt buiten de gemeente. Sinds een aantal jaren is de gemeente volop in ontwikkeling; ze vervult een overloopfunctie voor de bevolking en de bedrijven van Middenen Zuidoost-Utrecht. Bezienswaardig zijn de Runmolenpoort (1659), het stadhuis (1622), de ned.hervormde kerk, het Sint-Ewouden Sint-Elisabethgasthuis (1400) en de 13—15-eeuwse resten van het slot Duurstede.

GESCHIEDENIS

Wijk bij Duurstede ontstond in de nabijheid van Dorestad (dat in de 9e eeuw door de Noormannen verwoest werd). In 1301 kreeg Wijk bij Duurstede stadsrechten van Gijsbrecht van Abcoude, die daar toen heer was. Het slot met Wijk bij Duurstede kwam aan de Utrechtse bisschoppen, die er een geduchte vesting van maakten.

In 1523 nam Wijk bij Duurstede keizer Karel V als heer aan. De stad hoorde tot de steden, die als derde lid van de Staten van Utrecht beschreven werden. Tijdens de Republiek behoorde Wijk bij Duurstede tot de vier kleine steden die in de Staten van Utrecht vertegenwoordigd waren.

LITT. H.Hijmans, Wijk bij Duurstede (1951).

< >