[Fries, waterhond], m. (-s), Ned. waterhond van Fries ras die nog vnl. in Friesland in stand gehouden wordt.
De wetterhoun werd in Friesland voor de jacht gebruikt, m.n. bij de jacht op de visotter. Ook werd hij als trekhond gebruikt. De wetterhoun is een middelgrote, sterke hond. Schouderhoogte: 53-55 cm. Hij heeft een forse, brede schedel en hangende oren. De staart wordt in de vorm van een spiraal hoog naast het lichaam gedragen.
De beharing bestaat, behalve op de snuit, uit stevige dichte krullen in de kleuren zwart, bruin, zwart met wit, bruin met wit of blauw-schimmel. De wetterhoun is een trouwe, eenkennige en gewaardeerde huishond.