Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Westfriesland

betekenis & definitie

deel van de Ned. prov. Noord-Holland, dat zich uitstrekt van Alkmaar tot Enkhuizen en van de Schermer en de Beemster tot de Wieringermeerpolder, omsloten door de Westfriese Omringdijk van voor 1300.

De bodem bestaat uit wadgronden, bedekt met zware klei, zavel en in het zuiden veen. De verschillende plassen zijn m.n. in de 17e eeuw drooggemaakt. Westfriesland is een landbouwstreek. Regionale centra zijn Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Schagen en Medemblik. GESCHIEDENIS. De naam Westfriesland herinnert aan de tijd, dat dit gebied als Westflingi met Texla (Texel), Wiron (Wieringen) en Kinhem (Kennemerland) deel uitmaakte van het koninkrijk der Friezen. Westfriesland is in de vroege middeleeuwen van het zuiden uit door de Franken en de Hollandse graven veroverd en onderworpen; het tegenwoordige Westfriesland is in 1289 definitief een deel van Holland geworden.

In 1576 kreeg Westfriesland een eigen college van gecommitteerde raden, daar het van Holland gescheiden was door het Spaans gebleven Haarlem en Amsterdam, welk college tijdens de Republiek gehandhaafd is. Westfriesland bestaat vanouds uit vier ambachten: Geestmerambacht (in het westen), Schager en Niedorperkogge (in het noorden), Houtwouderambacht of de Vier Noorder Koggen (in het noordoosten) en Drechterland (in het oosten).

< >