Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wessem (jacques constant van)

betekenis & definitie

Ned. letterkundige, * 25.4.1891 ’s-Gravenhage, ✝ 21.12.1954 Wassenaar. Van Wessem kreeg een muzikale opleiding en kwam in 1914 in de journalistiek.

Van 1916—22 was hij redacteur van Het Getij, waardoor hij een belangrijke rol speelde in de vernieuwing van de Ned. litteratuur, waarin hij de moderne stromingen uit het buitenland introduceerde. Onder het pseudoniem Frederik Chasalle publiceerde hij De clowns en de fantasten (1924) en De fantasiestukken van Frederik Chasalle (1932). In samenwerking met C J. Kelk had hij onder dit pseudoniem al Lampions in de wind (1921) gepubliceerd, waaruit zijn belangstelling voor het modernisme blijkt. In 1922 vertaalden Van Wessem en Kelk Alfred Jarry’s Ubu roi en daarna schreven zij De terugkeer van Don Juan (1924), Harlekijn (1932), Een huwelijk dat afen aanging (1933) en Het kanon of de jaardag van de landvoogd (1934). Van Wessem behoorde tot de oprichters van De Vrije Bladen, waarvan hij tot 1939 redacteur bleef.

Zijn debuut als romanschrijver maakte hij met de modernistische roman Lessen in Charleston (1931; herdrukt als Celly, 1937), waarvoor Marsman een inleiding schreef. Daarnaast schreef hij een aantal historische romans en biografieën van o.m. Daendels, De Ruyter, Willem III en Talleyrand. Zijn belangrijkste biografie is die over zijn vriend Slauerhoff (1941; herdr. 1979). Verder publiceerde hij over muziek en filmkunst en verzamelde hij zijn herinneringen aan eigentijdse auteurs in Slauerhoff-herinneringen (1938) en Mijn broeders in Apollo (1941). Werken: romans: Gustaaf (1932), De vuistslag (1933), Twee verhalen (1935), 300 negerslaven (1935), Margreet vervult de wet (1936); over muziek: Claude Debussy (1920), Gustav Mahler (1920), Een inleiding tot de moderne muziek, De muzikale reis (1921), Uren met musici (1922), Liszt (1927), Moderne Fransche muziek (1928), Beethoven (1947); over filmkunst: Wij gelooven in den film (1926?), Charlie Chaplin (1927), De komische film (1931).

Litt. C.J. Kelk, Ik kéék alleen (1968); C.J.E. Dinaux, Herzien bestek (1974).

< >