(het accent wisselt), v., gelegenheid om te werken, om door werken aan de kost te komen; het geheel van mogelijkheden (in een land, een streek, een bedrijfstak) om arbeidskrachten te werk te stellen.
Een hoge graad van werkgelegenheid houdt in dat vrijwel alle beschikbare werknemers aan het werk zijn: volledige werkgelegenheid, waarbij eventueel slechts een onvermijdelijke minimale wrijvings-en seizoenwerkloosheid aanwezig is, ter grootte van ca. 1,2-2 % van de totale afhankelijke beroepsbevolking ( werkloosheid). De werkgelegenheid wordt beïnvloed door conjuncturele en structurele factoren. De conjuncturele factoren hebben betrekking op het niveau van de totale bestedingen. Naarmate de bestedingsneiging groter is, wordt een grotere vraag naar arbeidskrachten uitgeoefend. De structurele factoren hangen vooral samen met de aanbodzijde van de economie. Door het voortschrijden van de techniek en het concentratieverschijnsel wordt grote invloed op de werkgelegenheid uitgeoefend.
De techniek leidt zowel tot uitstoting als tot inschakeling van werknemers. Door het stijgen van de produktiviteit kunnen prijsdalingen ontstaan, die ook tot een grote vraag naar goederen en derhalve tot meer werkgelegenheid leiden. werkgelegenheidspolitiek.
Litt. T. van de Klundert, Lonen en werkgelegenheid (1977); W.M.van den Goorbergh, Een macro-economische theorie van de werkgelegenheid (1978).