Noors dichter en schrijver, * 17.6.1808 Kristiansand, ✝ 12.7.1845 Kristiania. Wergeland studeerde van 1825—29 theologie.
Hij streed voor de zelfstandigheid en culturele vrijheid van Noorwegen en voerde een jarenlange strijd met Welhaven, die Deens en Europees georiënteerd was. Naast romantische had Wergeland ook realistische en rationalistische trekken, wat zich o.a. uitte in zijn bemoeiingen voor de ontwikkeling van het eenvoudige volk. Hij is een van Noorwegens grootste dichters. In zijn werk over de schepping toont hij een grootse visie op de mens, maar er is ook prachtige natuuren liefdeslyriek van zijn hand.In zijn toneelstukken en in sommige van zijn verzen is hij satirisch. Werken: poëzie: Skabelsen, mennesket og Messias (1830; De schepping, de mens en de Messias), Jan van Huysums blomsterstykke (1840), Jøden (1842; De jood), Den engelske lods (1844; De Engelse loods); memoires: Hasselnødder (1845; Hazelnoten). Uitgaven: Samlede skrifter (23 dln. 1918—40); H. Wergelands Skrifter (Folke-uitgave, 8 dln. 1957—62).
Litt. K. Austarheim, H. Wergeland, En psykiatrisk studie (1966); H. Heiberg, Så stort et hjerte (1972).