begrip in de welvaartstheorie dat het verband weergeeft tussen de welvaart (op een bepaalde wijze gemeten) van een volkshuishouding en de factoren waarvan de maatschappelijke welvaart afhankelijk wordt geacht. Dergelijke collectieve en sociale welvaartsfuncties zijn behalve van theoretische betekenis, vooral van belang voor de economische politiek.
Gedacht kan worden aan de hoogte en verdeling van het inkomen, het leefmilieu, de werkgelegenheid en de vrije tijd. Een collectieve welvaartsfunctie kan worden verkregen door een eenvoudige optelling of als een gewogen gemiddelde van individuele welvaartsfuncties of als een autoritaire collectieve welvaartsfunctie. Door uit te gaan van het bestaan van een sociale welvaartsfunctie kan men een uitspraak doen over de meest gewenste inkomensverdeling; tevens ziet men in de welvaartsfunctie o.a. een middel om te komen tot een doelmatige afbakening van publieke en private sector.
LITT. J. Tinbergen, Economic policy; principles and design (1966); D.M. Winch, Analytical welfare economics (1971); J. Tinbergen, Income distribution (1975).