Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Weimar-republiek

betekenis & definitie

aanduiding voor Duitsland in de periode 1919-33. De Weimar-republiek was het produkt van de Novemberrevolutie.

Zij ontleende haar naam aan de stad Weimar, waar in 1919 de constituerende Nationale Vergadering bijeen kwam.Vanaf het allereerste moment van haar bestaan werd de Weimar-republiek bedreigd door extreem linkse en extreem rechtse krachten. Uiterst links wees de republiek af, omdat ze niet radicaal brak met het Duitse Keizerrijk van voor de Eerste Wereldoorlog. Het ambtenarenapparaat en de kapitalistische structuur van de economie bleven onaangetast. Duitsland bleef een federatie van deelstaten en het presidentschap werd gemodelleerd naar het vooroorlogse keizerschap. Een poging om Duitsland alsnog zijn sociale revolutie te doen beleven (Spartakistenoproer) werd door de socialisten in bloed gesmoord (jan. 1919). In rechtse kringen ontstond, toen de Vrede van Versailles geen compromisvrede bleek te zijn, maar een door de Franse vrees voor Duitse revanche ingegeven dictaat, de Dolkstootlegende. Een eerste poging van extreem-nationalisten verenigd in de Freikorpse om de republiek met geweld omver te werpen (Kapp-Putsch) mislukte (mrt. 1920).

Beslissend voor de kracht van dit extremistisch antirepublikanisme was de economische conjunctuur. Na haar turbulente ontstaansgeschiedenis beleefde de republiek haar eerste crisis in de eerste helft van de jaren twintig, toen een steeds hoger inflatietempo het economische en sociale leven ontregelde. De inflatie vond haar oorzaak in de wijze waarop tijdens de Eerste Wereldoorlog de Duitse oorlogskosten waren gefinancierd, door kortlopende leningen die werden afgelost met ongedekt bankpapier, en in de onwil van overheid en bedrijfsleven de inflatie daadwerkelijk te bestrijden: het laten draaien van de bankbiljettenpers was voor beide de eenvoudigste manier om aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Het gevolg van de hoge inflatie was een verpauperingsproces, waarvan vooral de middenklasse het slachtoffer werd. In haar afkeer van het socialisme ging deze middenklasse haar toevlucht zoeken bij rechts en extreem-rechts. Inflatie en maatschappelijke polarisatie bereikten een hoogtepunt toen Frankrijk en België, in reactie op achterstanden bij het voldoen van de Duitse herstelbetalingen, overgingen tot de bezetting van het Ruhrgebied (1923).

De Duitse regering organiseerde een lijdelijk verzet, dat monetair werd gefinancierd. In Saksen en Thüringen werden volksfrontregeringen gevormd; in Beieren trad de NSDAP van A.Hitier op de voorgrond. Een crisis ontstond toen de regering in Berlijn het lijdelijk verzet tegen de Ruhrbezetting wilde beëindigen (sept. 1923). Met behulp van het leger wist de regering deze crisis in haar voordeel te beslechten: de volksfrontregeringen werden naar huis gestuurd (okt.) en een staatsgreep van Hitler werd in de kiem gesmoord (nov.).

De economische en politieke chaos van 1923 was voor regering en bedrijfsleven aanleiding de inflatiebestrijding voor het eerst serieus ter hand te nemen. Door de uitgifte van een nieuwe munt, de Rentenmark, en gelijktijdige ingrijpende bezuinigingen op de overheidsuitgaven kwam een einde aan de geldontwaarding. Internationaal overleg over de herstelbetalingen mondde uit in de aanvaarding van het Dawesplan (1924). Met deze sanering van de financieel-economische situatie werd ook een verbetering van het politieke klimaat mogelijk: de binnenlandse tegenstellingen verloren hun extreme scherpte en internationaal was minister van Buitenlandse Zaken G.Stresemann in staat Duitsland zijn plaats in de internationale volkengemeenschap te hergeven.

De Weimar-republiek bleef echter uiterst kwetsbaar. Economisch was Duitsland in hoge mate afhankelijk van de beschikbaarheid van Amerikaans kapitaal. De krach van de beurs in New York (1929) leidde dan ook vrijwel onmiddellijk tot een ineenstorting van de Duitse economie. Opnieuw leefde het politieke extremisme op. Ter rechterzijde groeide NSDAP, de onvrede van de kleine burgerij exploiterend, uit tot Duitsland grootste partij. De arbeiders zochten steeds massaler hun toevlucht bij de communisten.

Uit vrees voor verder verlies naar links besloot de SPD, regeringspartij sinds 1918, verdere regeringsverantwoordelijkheid te weigeren (mrt. 1930). Vorming van parlementaire meerderheidskabinetten werd daarmee onmogelijk. Voor Duitsland begon een periode van conservatieve presidentiële partijen, die in geval van een conflict met de Rijksdag bij decreet konden regeren. Aanvankelijk weigerden de conservatieven samenwerking met de nationaal-socialisten. In 1932 bleek evenwel dat de deflatoire bezuinigingspolitiek de crisis niet verlichtte; als gevolg daarvan groeide de vrees voor een communistische opstand. Tegelijkertijd bleek dat de regering in geval van een nationaal-socialistische greep naar de macht niet op de onverdeelde steun van het leger kon rekenen.

Daarop begonnen de conservatieve leiders F. von Papen en K.von Schleicher besprekingen met de NSDAP, die uitmondden in de benoeming van Hitler tot rijkskanselier in jan. 1933. nationaal-socialisme.

LITT. K.D.Bracher, Die Auflösung der Weimarer Republik (1953); E.Eyck, Gesch. der Weimarer Republik (2 dln. 1954—56); G.Mann, Deutsche Gesch. 1919-45 (1961); H.Heiber, Die Republik von Weimar (1966); P.Gay, Weimar culture (1969); H.Knutter, Die Juden und die deutsche Linke in der Weimarer Republik 1918—33 (1971); J.Hiden, Germany and Europe 1919-39 (1977); A.J.Nicholls, Weimar and the rise of Hitler (2e dr. 1979).

< >