v./m. (-s), (hist.) overheidsinstelling belast met het toezicht op de voogdijstelling en het voeren van de voogdij, alsmede op de vermogensrechtelijke aspecten van het beheer van de boedel.
Weeskamers kwamen in Holland en Zeeland sedert het midden van de 15e eeuw voor, in Utrecht (momberkamer) sedert het midden van de 16e eeuw. Het bestuur bestond uit een aantal van overheidswege aangewezen (aanvankelijk onbezoldigde) weesmeesteren, die door betaalde secretarissen werden bijgestaan. Zij waren belast met uiteenlopende aangelegenheden betreffende de voogdij: zij konden voogden aanwijzen, verleenden medewerking of hielden toezicht op de opstelling van de boedelinventaris, beheerden kostbaar roerend goed en obligatiën, controleerden de jaarlijkse rekening van de voogd en werkten mede aan een eventuele ontzetting uit de voogdij.