v./m. (-ten), raket die gebruikt wordt voor het doen van waarnemingen op grote hoogte in de dampkring (meestal boven 40 km).
Weerraketten kunnen hoogten bereiken van 40-80 km. De metingen worden verricht door op tophoogte een parachute met radiosonde of een vanzelf opzwellende ballon los te laten. Door de parachute of de ballon van de grond af met radar te volgen, kan men de windrichting en windsnelheid op grote hoogte bepalen, terwijl de radiosonde de gemeten temperatuur en luchtdruk via een radiozendertje uitzendt. Ook laat men wel een hoeveelheid gemetalliseerde nylon-snippers los, die in hun val eveneens met radar gevolgd kunnen worden voor de bepaling van de wind. In de VS zijn hiervoor raketten ontwikkeld van ca. 2,5 m lengte, met een eenvoudig lanceerapparaat. Voor het onderzoek van de lagen boven 80 km hoogte gebruikt men grotere raketten.
Om de wind op deze hoogten te meten, laat men natriumdamp uit de raket los. De fluorescerende natriumsporen zijn in de ochtenden avondschemering zeer goed waar te nemen. Een ander soort weerraket wordt gebruikt bij de hagelbestrijding. Deze weerraketten laten meestal een zilverjodide in de buienwolk los, waardoor de vorming van grote hagelstenen wordt tegengegaan.