(w.c.f.), m. (-en), maatstaf voor het watergehalte van betonspecie, m.n. het quotiënt van de massa in het mengsel aanwezig water en die van het cement.
De voor de berekening van de w.c.f. benodigde waarde van de massa water betreft de totale waterhoeveelheid, nl. de massa van het toegevoegde mengwater voor het beton en de massa water die op het moment van het mengen aanwezig is in de toeslagmaterialen, het zand en het grind. In normaal grindbeton varieert de w.c.f. van ca. 0,25 bij aardvochtige consistentie tot ca. 0,60 bij vloeibare consistentie.
De druksterkte van verhard beton is in hoge mate afhankelijk van de hoeveelheid water die bij het mengen van de specie is gebruikt. De chemisch-fysische reactie van cement en water, de hydratatie, vergt slechts een beperkte hoeveelheid water (ca. 20 % van het cementgewicht); om de specie echter verwerkbaar en goed verdichtbaar te maken is een grotere hoeveelheid water nodig; dit ongebonden water laat na verdampen poriën in de cementsteen achter en werkt daardoor sterkte verlagend. De gulden regel voor het vervaardigen van goed beton luidt dan ook: de toe te voegen hoeveelheid mengwater mag niet meer bedragen dan nodig is om een specie te verkrijgen van een dusdanige consistentie (zetmaat) dat zij met de beschikbare verdichtingsmiddelen nog juist goed verwerkbaar is.