m. (-sen), vaste stof die bij langzaam verwarmen alvorens te smelten zacht en kneedbaar wordt; als was, vaste stof te kneden zijn, zeer gemakkelijk te boetseren; de vergadering is als was, vaste stof in zijn handen, hij beheerst die geheel; (zegsw.) hij zit goed in de slappe was, vaste stof, hij heeft geld.
Per definitie worden tot de natuurlijke (echte) wassen gerekend die welke bestaan uit esters van wasalcoholen en waszuren en die welke afkomstig zijn van planten of insekten. Tot deze groep behoren wat samenstelling betreft ook spermaceti en jojobawas (verkregen uit gehydrogeneerde jojobaolie). Japanwas en ricinuswas (gehydrogeneerde ricinusolie) bestaan daarentegen uit triglyceriden. Minerale wassen (b.v. montaanwas en ceresine) bestaan uit koolwaterstoffen, al dan niet verontreinigd met waszuren. Synthetische wassen werden ontwikkeld om het tekort aan natuurlijke wassen aan te vullen. Eerst werden ze verkregen (Hoechst) door montaanzuur te veresteren met geschikte (poly)alcoholen.
Thans worden grote hoeveelheden wasachtige stoffen verkregen door polymerisatie van koolwaterstofderivaten. Het smeltgedrag van deze produkten kan worden aangepast door mengsels van diverse wassoorten te gebruiken. Wassen dienen voor de fabricage van kaarsen, carbonpapier, waterdicht verpakkingsmateriaal, schoensmeer en boenwas.
Sommige planten vormen een dunne kristallijne afscheiding op de bovengrondse delen, waardoor de verdamping (dus het waterverlies) beperkt wordt. Deze op pruimen en druiven duidelijk zichtbare waslaag is slechts een onderdeel van een mm dik. In uitzonderlijke gevallen, zoals bij de waspalm (Klopstockia cerifera), kan deze een dikte van enkele mm bereiken. Deze was wordt van het blad geborsteld en verwerkt tot waskaarsen.