m., (ook: koudedood), toestand die zou intreden wanneer in het heelal alle temperatuurverschillen door uitwisseling van warmte zouden zijn opgeheven.
Uit de tweede hoofdwet van de thermodynamica volgt dat een afgesloten systeem op den duur overgaat in een toestand met maximale entropie. In een dergelijk systeem is de temperatuur overal gelijk en kan geen mechanische of elektrische energie meer worden opgewekt. Beschouwt men het heelal als een gesloten systeem, dan zou dit op den duur in een dergelijke toestand met maximale entropie geraken. In het heelal zou dan geen enkele vorm van energie-uitwisseling meer mogelijk zijn.
De vraag is of in het heelal de tweede hoofdwet, die de warmtedood onvermijdelijk maakt, wel streng geldig is. Het heelal wordt nl. beheerst door mechanische en moleculaire krachten, die verschijnselen veroorzaken die alle ook in omgekeerde richting kunnen worden doorlopen (tijdomkeersymmetrie). Na een voldoende lange tijd zal een vroegere situatie dus terugkeren. Dit maakt dat het onderscheid tussen verleden en toekomst niet absoluut is en de warmtedood dus onmogelijk. Tegen dit argument kan men inbrengen dat de herhalingstijd van een verschijnsel dermate lang is dat daaraan geen enkele fysische betekenis gehecht mag worden. (Voor een aards systeem bestaande uit 1 mol, d.i. 1022 deeltjes, is de herhalingstijd exp (1023) seconde, d.i. ca. 10 tot de macht 1022 jaar; de leeftijd van het heelal is slechts ca. 1010 jaar, vergelijking van deze twee waarden is volkomen zinloos.)