v./m. (mv.), Heteroptera, een orde van insekten, behorend tot de superorde snavelinsekten, doorgaans met afgeplatte vorm en ongelijk grote vooren achtervleugels, met ca. 25 000 soorten over de hele wereld verspreid.
Wantsen hebben een onvolledige gedaanteverwisseling; de larven (nimfen) zien er meestal nagenoeg hetzelfde uit als de volwassen insekten. Deze orde wordt verdeeld in waterwantsen (Cryptocerata) en landwantsen (Gymnocerata). Zij zijn zeer verschillend in grootte (1 mm-10 cm), vorm, kleur en levenswijze. De kop draagt een snavelvormig uitsteeksel, met stekend-zuigende monddelen. Het voedsel bestaat uit dierlijke of plantaardige sappen. De (samengestelde) ogen zijn vrijwel altijd goed ontwikkeld.
De poten zijn goed ontwikkeld als looppoten; de oeverwantsen (Saldidae) kunnen goed springen; ook zijn er gravende vormen. Bij rovende vormen (b.v. waterschorpioenen) zijn de voorpoten vaak ontwikkeld als grijporganen om de buit vast te houden; bij zwemmende vormen (bootsmannetjes, duikerwantsen) zijn de achterpoten als zwempoten gevormd. Meestal zijn beide vleugelparen goed ontwikkeld; de voorvleugel is sterk gesclerotiseerd. Tijdens de vlucht zijn de achtervleugels met de voorvleugels verbonden (min of meer scharniervormig). Sommige groepen hebben stridulatieorganen, waarmee geluid wordt gemaakt. De betekenis van deze geluiden is nog niet bekend (er zijn .slechts weinig groepen met gehoororganen; andere groepen hebben waarschijnlijk voor geluidstrillingen gevoelige haren).
Bij de volwassen wantsen zijn achter aan het borststuk vaak geurstofklieren aanwezig; het secreet heeft een zeer typische geur en kan de cuticula van andere insekten (b.v. kevers, mieren) aantasten en aldus binnengedrongen een verlammende werking uitoefenen. Soms bedekken de wantsen zich geheel met deze giftige uitscheiding.
Meestal worden er eieren afgezet; alleen enkele tropische, parasitisch op vleermuizen levende wantsen zijn levendbarend. Vaak is er bij het wijfje een legboor aanwezig. Enkele groepen vertonen een duidelijke broedzorg. Er zijn in het algemeen vijf larveof nimfstadia. De kleuren passen vaak zeer goed bij de omgeving, maar ook waarschuwingskleuren komen veel voor. Een aantal soorten heeft een mierachtig uiterlijk; deze leven in mierennesten, waar zij de bladen schildluiskoloriie leegzuigen.