Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Walvisvaart

betekenis & definitie

v./m., de jacht op walvissen.

Reeds in 890 wordt de vangst van walvissen (vermoedelijk noordkapers) langs de kust van Tromsø door de Noren vermeld. Omstreeks de 11e eeuw begonnen de bewoners van de kust van de Golf van Biskaje, de Basken uit Biarritz, Bayonne, en San Sebastian met de walvisvangst. In 1372 viste men zelfs in de Sint-Laurens Baai. De bewoners van de overige delen van de Franse kust, Spanje, Portugal en Engeland volgden, en het bedrijf breidde zich uit tot het eind van de 16e eeuw. De periode van de grote ontdekkingsreizen betekende voor de Basken, Spanjaarden en Portugezen het einde van hun deelname aan de Walvisvaart. De overwintering op Nova Zembla (1596) leidde tot bekendheid met de grote aantallen walvissen in de Noordelijke Ijszee.

In 1612 zeilde het eerste Ned. schip ter walvisvaart en in 1614 volgde de oprichting van de Noordse Compagnie. In 1619 stichtten de Nederlanders Smeerenburg op Spitsbergen, waar in goede zomers wel een bevolking van 1000 man vertoefde. Er waren traankokerijen en een scheepswerf. Het vangen van de walvissen gebeurde met handharpoenen. De walvissen werden met lansen afgemaakt, en daarna langszij van de schepen geflensd. In de 17e eeuw voegden zich bij de Engelsen en Nederlanders ook bewoners van Hamburg, Bremen en Lübeck, en ook weer de Fransen en de Basken.

In 1680 bedreven 260 Ned. schepen met 14000 opvarenden de walvisvaart. De Amerikanen voegden zich in de 18e eeuw bij de walvisvaarders. Oorlogen, de Napoleontische bezetting en de concurrentie van de Engelsen maakten een einde aan de Ned. walvisvaart tot 1946, toen Nederland haar met een omgebouwde Zweedse tanker van 12500 t hervatte. In 1955 werd dit schip vervangen door een

speciaal als walvisvaarder gebouwd schip, de Willem Barendsz. Maar de overbevissing had de stand reeds zo sterk verminderd dat dit schip in 1966 naar Zuid-Afrika werd verkocht voor de industrievisserij. De laatste reis was in 1964.

Het opsporen en harpoeneren van de walvissen gebeurt tegenwoordig door de 6—12 walvisjagers die de walvisvaarder vergezellen. De walvisjagers zijn kleine, zeer zeewaardige motorboten van 300—650 brt, uitgerust met een harpoenkanon. De gedode vis wordt naar het fabrieksschip gesleept en daar over de sleephelling in het achterschip (de slipway) naar het flensdek gesleept. Het spek gaat door openingen in het dek in kookketels, evenals later ook ingewanden, vlees en beenderen. Het vlees, voorzover niet bestemd voor consumptie, kan worden verwerkt tot vleesmeel (veevoeder) en kunstmest, de beenderen tot veevoeder, de baleinen, de huid en de pezen tot vezelmateriaal en leder en de ingewanden tot vitamines en hormonen. Walvistraan wordt gebruikt voor zeep en spijsvetten.

In verband met het behoud van de walvisstand zijn sedert de Eerste Wereldoorlog verschillende internationale regelingen tot stand gekomen. De eerste dateert van 1931, maar werd vervangen door het verdrag van Londen van 8.6.1937, gewijzigd in 1938 en in 1945. Een nieuw verdrag tot regeling van een behoorlijke instandhouding van de walvisvaart werd op 2.12.1946 te Washington gesloten, waarbij ook Nederland partij was. Het verdrag voorzag o.a. in de instelling van de Internationale Walvisvaartcommissie die o.a. tot taak had regelmatig de regels voor de walvisvaart aan te passen, vooral die in het Zuidpoolgebied. Pas in 1962 werd door vijf walvisvaartlanden (Nederland, Noorwegen, Japan, de USSR en Groot-Brittannië) overeenstemming bereikt over een gezamenlijk maximum-toelaatbare vangst teneinde de walvis voor totale ondergang te behoeden. De maximumvangst en de landenquota worden jaarlijks door de Internationale Walvisvaartcommissie vastgesteld.

In 1951 kwam in Nederland de Wet op de Walvisvangst tot stand, die de Ned. walvisvaart aan een vergunningstelsel onderwierp. Deze wet is in 1960 door een nieuwe vervangen. In 1970 heeft Nederland zich van het verdrag teruggetrokken, maar is sinds 1977 via het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk weer bij de Internationale Walvisvaartcommissie betrokken. Van de zeventien bij de commissie aangesloten landen beoefenden in 1978 nog zeven landen de walvisjacht, nl. Australië, Brazilië, Denemarken, Ijsland, Japan, Noorwegen en de USSR. Daarvan nemen Japan en de USSR 80 % van de totale vangsten voor hun rekening.

Australië is inmiddels gestopt met de walvisvaart en de USSR is bezig de walvisvloot om te bouwen voor andere doeleinden. In 1979 heeft de Internationale Walvisvaartcommissie de Indische Oceaan tot 55° ZBr. tot beschermd gebied verklaard. De internationale milieu-organisatie Greenpeace onderneemt acties om de walvisvaart te doen beëindigen.

Litt. C.F. Feltmann en W. Vervoort, Walvisvaart (1949); E.J. Slijper, Walvissen (1958); C. de Jong, Geschiedenis van de oude Ned. walvisvaart (diss. 1972); W.F. Schevill, The whale problem (1974).

< >