Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Walvisachtigen

betekenis & definitie

m. (mv.), Cetacea, een orde van zoogdieren, die geheel aan het waterleven zijn aangepast.

De walvisachtigen bewonen de open zee, riviermonden en enkele grote rivieren (b.v. Amazone en Ganges). Het lichaam is torpedovormig en de voorste ledematen zijn tot vinnen omgevormd; de achterste ledematen ontbreken geheel (het skelet vertoont wel resten van een bekken) en de staart heeft twee horizontale vleugels. Deze laatste worden evenals de meestal aanwezige ongepaarde rugvin niet door skeletdelen gesteund. De meeste huidklieren en de uitwendige oorschelpen ontbreken; het haarkleed is zeer gereduceerd en bestaat nog uit enkele haren. Een nek ontbreekt als zodanig; de schedel is snavelvormig verlengd en nauwelijks beweeglijk aan de wervelkolom verbonden.

De neusgaten zijn bovenop de kop geplaatst en vormen het spuitgat. Het lichaam is tegen de koude beschermd door een isolerende speklaag (blubber). De walvissen vertonen speciale fysiologische aanpassingen aan diep duiken.

De geboorte van het (enige) jong vindt na een lange draagtijd (tot 16 maanden, meestal ca. een jaar) onder water plaats, waarbij de staart het eerst tevoorschijn komt. Het zogen gebeurt eveneens onder water, waarvoor speciale voorzieningen bestaan. De walvissen stammen af van landzoogdieren, maar een op de kust geworpen walvis sterft door de enorme druk waaraan de inwendige organen dan blootstaan bij het wegvallen van de opwaartse druk. Met behulp van een sonarsysteem sporen walvissen prooi op, vermijden obstakels en houden contact met soortgenoten. Bepaalde soorten (dolfijnen) zijn opvallend sociaal en leven in vaak grote troepen. Veel walvisachtigen vertonen trekbewegingen; soorten die normaliter in de poolstreken leven, brengen hun jongen in de tropen ter wereld.

Walvissen (m.n. de vinvissen) behoren tot de grootste (zoog)dieren: de lengte bedraagt tot 33 m, het gewicht tot 136 t (blauwe vinvis). De walvisachtigen worden verdeeld in twee onderorden, de tandwalvissen (Odontoceti, gekenmerkt door het bezit van tanden in de bek), en de baleinwalvissen (Mysticeti, gekenmerkt door het ontbreken van tanden; hiervoor in de plaats hebben zij een zeefsysteem van baleinen, hoornige uitgroeisels van het monddak).

Sinds mensenheugenis zijn de walvisachtigen een belangrijke bron van verscheidene produkten geweest (walvisvaart), zozeer zelfs dat een aantal soorten vrijwel geheel uitgeroeid is (m.n. geldt dit voor de baleinwalvissen). De tandwalvissen worden in mindere mate gejaagd (vooral de potvis). De belangrijkste walvisprodukten zijn traan, vlees, beendermeel, baleinen en chemische produkten (o.a. grondstoffen voor hormoonbereiding). Spermaceti (walschot) en amber zijn afkomstig van de potvis. Internationale overeenkomsten betreffende vangstbeperkingen en verboden gebieden hebben onvoldoende gunstig effect. Enkele soorten zijn voorlopig veilig doordat het geringe aantal overgebleven dieren de vangst niet meer lonend maakt; deze soorten (grijze walvis, noordkaper, Groenlandse walvis) nemen weer langzaam in aantal toe.

LITT. J.R.Norman en F.C.Fraser, Giant fishes, whales and dolphins (1948); E.J.Slijper, Walvissen (1958); K.S.Norris, Whales, dolphins and porpoises (1966); W.H.Dudok van Heel, Dolfijn, hoe doe je het? (1970); W.F.J.Mörzer Bruyns, Field guide of whales and dolphins (1971); L.H.Matthews, The natural hist. of the whale (1978).

< >